Natuurlijke hulp bij het metaboolsyndroom
Gepubliceerd op 18 oktober 2017 - Laatst bijgewerkt op 11 februari 2024
Laatst bijgewerkt op 11 februari 2024
Door een gebrek aan fysieke activiteit in combinatie met de slechte westerse eetgewoonten, lijden tegenwoordig veel mensen aan een chronische stofwisselingsstoornissen: het metaboolsyndroom.
Het metaboolsyndroom, dat samenhangt met overgewicht en verminderde gevoeligheid voor insuline, is een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid, want ze is een voorspellende factor voor diabetes type 2, hart- en vaatziekten en sterfte door andere oorzaken.
Wat is het metabool syndroom?
Het metaboolsyndroom, ook ‘syndroom X’, ‘insulineresistentiesyndroom’, ‘dysmetabool syndroom’ of ‘prediabets’ genoemd, wordt door verschillende instanties licht anders gedefinieerd. Als belangrijkste elementen kunnen naar voor worden geschoven:
- Insulineresistentie of glucose-intolerantie
- Abdominale obesistas of vetophoping in de buikstreek
- Hyperglycemie of een verhoogd bloedsuikergehalte
- Hyperinsulinemie of een verhoogde insulinespiegel
- Hypertensie of hoge bloeddruk
- Dyslipemie of verstoorde bloedvetten
Wat betekenen deze termen?
Insulineresistentie, de centrale stoornis
Centraal in het metabool syndroom staat de insulineresistentie of glucose-intolerantie. Dit is het fenomeen waarbij de lichaamscellen (eerst de lever-, dan de spier- en ten slotte de vetcellen) onvoldoende reageren op het hormoontje insuline (afgescheiden door de pancreas) om glucose op te nemen en waardoor dus de suikerspiegel in het bloed stijgt.
Het gevolg daarvan is dat de pancreas ter normalisatie van de glucosespiegel geprikkeld wordt om nog meer insuline af te scheiden (zie verder bij hyperinsulinemie). Omdat de levercellen resistent worden aan insuline en dus minder glucose kunnen opnemen, verdwijnt een terugkoppelings- of feedbackmechanisme, waardoor de lever nog meer glucose in de bloedbaan zal sturen.
Vooral de vetcellen zullen de glucose nog opnemen, zodat ook de vetophoping toeneemt (zie verder bij abdominale obesitas). Dit laatste wordt nog in de hand gewerkt door het feit dat een hoog insulinegehalte ook de vetafbraak remt.
Hoewel nog niet alles is opgehelderd omtrent de insulineresistentie, weet men dat er verschillende factoren bestaan die insulineresistentie kunnen helpen ontstaan:
- Verkeerde eetgewoonten met voorop teveel koolhydraten (vooral geraffineerde koolhydraten als witmeelproducten en suiker), teveel verzadigde vetten, teveel transvetten(in bewerkte, geharde en verhitte oliën), teveel koffie, teveel alcohol, teveel junkfood, te weinig vezels (in volle granen, groenten en fruit) en algemeen een geraffineerde voeding met te weinig vitaminen, mineralen en omega 3-vetzuren
- Overgewicht, vooral in de buikstreek, bevordert de insulineresistentie. En insulineresistentie werkt zelf overgewicht in de hand (zie hoger), zodat hier een echte vicieuze cirkel ontstaat.
- Een zittende levenswijze is nefast voor ontstaan van insulineresistentie. Omdat kinderen en jongeren steeds minder bewegen en er steeds meer overgewicht is, krijgen steeds meer jonge mensen het metabool syndroom.
- Chronische stress bevordert via een verhoging van de cortisol-, adrenaline- en noradrenalinespiegel en onrechtstreeks door het verhogen van de bloedsuikerspiegel het ontstaan van insulineresistentie
- Factoren die insulineresistentie verder ook nog in de hand werken zijn: roken, slaaptekort, erfelijke factoren, chronische infecties en ontstekingen, zwangerschapsdiabetes doorgemaakt hebben, te vroeg geboren zijn, veroudering, kanker doorgemaakt hebben.
Abdominale obesitas, meer dan een ‘buikje’
Onder ‘abdominale’, ‘viscerale’ of ‘centrale’ obesitas verstaan we de vetophoping die zich vooral in de buikstreek voordoet en niet die degene ter hoogte van de dijen en het zitvlak.
Met name als bij een man de tailleomtrek meer bedraagt dan 102 cm, bij de vrouw meer dan 88 cm of als de verhouding tussen de tailleomtrek en de heupomtrek respectievelijk meer dan 0.95 of 0.80 bedraagt, dan is deze vorm van overgewicht ook een factor, behorende tot het metabool syndroom. Abdominale obesitas en insulineresistentie (ze versterken elkaar trouwens) zijn de pijlers van het metabool syndroom, die de kans op diverse ziektebeelden verhogen.
Hyperglycemie voor sprake is van diabetes
Onze nuchtere glucosespiegels, zeker als we al 12 uur niet meer hebben gegeten, hoort eigenlijk onder de 100mg/Dl te liggen. Verder hanteert men tegenwoordig als belangrijkste criterium om tot de diagnose van diabetes type 2 te komen een nuchtere bloedsuikerspiegels van boven de 126 mg/Dl.
Wanneer de nuchtere bloedsuikerspiegel zich bevindt in de ‘schemerzone’ tussen de 110 mg/Dl, dan spreekt men van hyperglecemie. Uiteraard is deze factor van het metabool syndroom heel sterk verweven met de hoger beschreven insulineresistentie.
Hyperinsulinemie als compensatie
Een verhoogde bloedsuikerspiegel is een signaal voor de pancreas om meer insuline te gaan aanmaken om het bloedsuikergehalte te normaliseren. Omdat bij insulineresistentie de lichaamscellen onvoldoende reageren op insuline, zal de chronische verhoogde bloedsuikerspiegel – zeker in een eerste instantie – leiden tot een nog hogere afscheiding van insuline door de pancreas in een poging om de bloedsuikerspiegel te normaliseren.
Deze ‘hypersinsulinemie’ kan lang aanhouden, maar als de pancreas uitgeput wordt en minder insuline gaat afscheiden, dan ligt uiteraard de weg open naar diabetes type 2. Een nuchtere insulinespiegel is normaal lager dan 10µU/L; bij een spiegel hoger dan 12,5µU/L spreekt men van hypersinsulinemie.
Hypertensie, ook een onderdeel
Ook een hoge bloeddruk behoort tot het metabool syndroom. Ze wordt in rekening gebracht als de systolische bloeddruk de 130 mm en de diastolische bloeddruk de 85 mm overschrijdt.
Dat ook deze factor behoort tot het metabool syndroom, hoeft ons niet te verwonderen, want zowel de insulineresistentie als de hyperinsulinemie zorgen voor een activeren van het orthosympatisch zenuwstelsel, het verhogen van de spanning van de gladde spiercellen in de vaatwanden, een verminderen van het magnesiumgehalte in de cellen en een lagere uitscheiding van natrium ter hoogte van de nieren. Dat zijn allemaal factoren die bijdragen tot het stijgen van de bloeddruk.
Dyslipemie of gestoorde bloedvetten
Ten slotte is er bij het metabool syndroom ook een ontwrichting op het gebied van de bloedvetten. Vooral abnormale verhoogde trigylceriden (en eventueel ‘slechte’ LDL-cholesterol), gekoppeld aan een te lage ‘goede’ HDL-cholesterol, vervolledigt het beeld van het metabool syndroom.
Het rode lampje begint hier te branden als de triglyceridenspiegel nuchter hoger is dan 150 mg/dl en de HDL-cholesterol bij de man lager is dan 40 mg/dl en bij de vrouw lager dan 50 mg/dl. Een hoge verhouding tussen de tryglyceriden en de HDL-cholesterol in het metabool syndroom is trouwens een indicatie op een hogere kans op hart- en vaatziekten.
Belangrijk om te herkennen!
Het is vooral belangrijk om als arts of therapeut het metabool syndroom te herkennen en aan te pakken, omdat deze stofwisselingstoornis in grote mate voorspellende factor is voor een aantal kwalen:
- Hart- en vaatziekten: er is onder meer een grotere kans op atherosclerose (slagaderverkalking), angor pectoris (hartkramp), hartinfarct, hersenbloeding, herseninfarct, gangreen….
- Diabetes type 2: deze aandoening (waarbij de nuchtere bloedsuikerspiegel hoger is dan 126 mg/dl) werd vroeger ‘ouderdomsdiabetes’ genoemd, maar komt op steeds lagere leeftijd voor. Ze wordt voorafgegaan door het metabool syndroom en is zelf een risicofactor voor tal van ziekten.
- Andere aandoeningen zoals nierziekten (tot nierinsufficiëntie), oogaandoeningen (verminderd zicht tot blindheid), leververvetting, slaapapneu…
Steeds meer voorkomend
Bovendien moeten erop gewezen worden dat het metabool syndroom steeds meer voorkomt in onze samenleving. Men neemt aan dat meer dan een kwart van de volwassenen aan het metabool syndroom zou lijden. In de leeftijdsgroep 20-29 jaar ongeveer 5%, tussen de 30 en 39 ongeveer 12%, tussen de 40 en 49 jaar ongeveer 15 à 20%, tussen de 50 en 59 jaar ongeveer 30% en boven de 60 jaar minimum 40%.
Totaalaanpak tegen metabool syndroom
Het metabool syndroom vereist een aanpak op alle fronten. Omdat bepaalde factoren elkaar versterken, zal ook de afname va één van de onderdelen van het metabool syndroom de andere gunstig gaan beïnvloeden.
Afvallen
Vooral vermageren bij overgewicht is primordiaal bij de aanpak van het metabool syndroom. Wanneer het gewichtsverlies bekomen wordt door een verstandig dieet (zie punt 4), dan zijn er vrij snel op andere terreinen veranderingen te merken:
- Een daling van de bloeddruk
- Een daling van de insulinespiegel
- Een daling van de insulineresistentie of een verhoogde gevoeligheid van de cellen voor insuline, waardoor de bloedsuikerspiegel en de insulinespiegel gaat dalen. Zo is aangetoond dat een gemiddelde gewichtsafname van 7% het risico op diabetes type 2 verlaagt met 58%
- Een daling van het triglyceridengehalte en het LDL-cholesterolgehalte, in combinatie met een stijging van het HDL-cholesterolgehalte. Dit zal naast het verbeteren van de eetgewoonten mee verantwoordelijk zijn voor een daling van hartziekten en hersenbloedvataandoeningen.
Hierbij moet opgemerkt worden dat het dieet om af te vallen meer moet zijn dan louter een laagcalorisch dieet, de voedingswaarde mag zeker niet uit het oog worden verloren. Best is niet te snel af te vallen door te zorgen voor een caloriedeficit (verschil in calorie-inname en verbruik) van 500-1000 kcal per dag.
Meer bewegen
Het opdrijven van de fysieke activiteit is een ander, zeer belangrijk gegeven bij de aanpak van het metabool syndroom. Zeker in combinatie met een verstandig dieet zal meer bewegen, zelf zonder een duidelijke gewichtsafname, leiden tot een vermindering van verschillende onderdelen van het metabool syndroom.
De minimale aanbeveling is om elke dag minstens gedurende dertig minuten te fietsen of stevig door te wandelen. Een klinisch onderzoek toonde aan dat dagelijks 45 à 60 minuten wandelen aan 70 à 80% van de maximale hartfrequentie, in combinatie met een verstandig dieet zonder caloriebeperking, leidde tot vermindering van insulineresistentie, van de cholesterolspiegel en van de dikte van de plaques op de slagadervaatwanden.
Een ander onderzoek toonde aan dat het energieverbruik door fysieke arbeid omgekeerd evenredig was met de globale score van het metabool syndroom. Verder is aangetoond dat mannen van middelbare leeftijd die elke week tenminste 3 uur trainen hun kan op het metabool syndroom met 50% verminderen in vergelijking met mannen die niet meer dan 60 minuten per week trainen.
Sporten vergroot ook de vetvrije lichaamsmassa, verbetert de samenstelling van de bloedvetten, verlaagt de bloeddruk en de bloedsuikerspiegel door een grotere insulinegevoeligheid van de weefsels.
Stoppen met roken
Absolute voorwaarde is uiteraard ook stoppen met roken als er wordt gerookt. Er is al zeer uitgebreid aangetoond dat roken ondermeer de schade door vrije radicalen aan de vaatwand en de viscositeit van het bloed verhoogt en zo het ontstaan van hart- en vaatziekten in de hand werkt.
Verstandig dieet
Wat betreft de aanpassing van de voedingsgewoonten bij het metabool syndroom, zijn er verschillende tendensen terug te vinden in de medische literatuur. Duidelijk is dat een pure calorische restrictie of het drastisch verminderen van de vetinname, zoals bepaalden naar voorschuiven, niet de goede aanpak is.
Zo blijkt een vetarm dieet, rijk aan koolhydraten, helemaal niet zo goed te zijn voor het gewicht, het hart en bloedvaten. Integendeel, dergelijk dieet werkt zelfs insulineresistentie en hyperinsulinemie in de hand en draagt zelfs bij tot het metabool syndroom. Het komt er niet altijd op neer dat de lijder aan het metabool syndroom veel minder moeten gaan eten, maar veeleer dat hij ‘beter’ moet gaan eten.
Qua vetten is het vooral belangrijk op de kwaliteit van de vetten te letten en niet zozeer de totale inname laag te houden. Sommige bronnen spreken zelfs van 40% van de totale calorische inname (vergeet niet dat eiwitbronnen als zuivel, vis, gevogelte, noten en zaden ook heel wat vet bevatten en dat vetten dubbel zoveel calorieën bevatten per gewichtseenheid als koolhydraten).
Bovendien zorgen vetten voor meer verzadiging, wat het aanhouden van dieet gemakkelijker maakt. We wijzen vooral op dat geraffineerde oliën en bronnen van transvetten zoals verhitte vetten, bewerkte en geharde oliën en industriële margarines uit den boze zijn. Er wordt verder aangeraden de dierlijke verzadigde vetten te beperken tot 5 à 10% en van de 30 à 35% onverzadigde vetten vooral de nadruk te leggen op de omega 3- vetzuren (niet te verhitten lijnzaadolie en koodzaadolie, vette vis of visolie, pompoenpitten, walnoten, groene groenten) en de omega-9-vetzuren (olijfolie, amandelnoten, hazelnoten)
Wat betreft de koolhydraten, wordt aangeraden die ongeveer 45% van de caloriën te laten aanbrengen. Maar het is hierbij vooral de zaak om te kiezen voor ongeraffineerde koolhydraten en koolhydratenbronnen met een lage glycemische index. Goede bronnen van (ongeraffineerde) koolhydraten zijn vezelrijke groenten (dus geen aardappelen), fruit met een lage glycemische index (dus geen bananen, sinaasappels, rozijnen, dadels…), peulvruchten (er is meer dan soja alleen) en volkoren graanproducten met een laag glycemische index.
De glycemische index geeft aan hoe snel de glucose uit een bepaald voedingsmiddel in het bloed wordt opgenomen. Hoe lager de glycemische index, des te geleidelijker het oplopen van de glucosespiegel (hoe minder kans op hyperglycemie), hoe minder de pancreas insuline moet afscheiden (minder hyperinsulinemie) en hoe meer de insulinegevoeligheid van de weefsels toeneemt.
Wat betreft de eiwitten is 15% à 20% meer dan voldoende. Vergeet zeker niet de plantaardige eiwitten uit peulvruchten, noten, zaden en volle granen. En wat betreft dierlijke eiwitten zijn vette vis, zure melkproducten, gevogelte en mager vlees de aanraders in bescheiden porties. Melk, koeienkaas, varkensvlees en alle bewerkte vleeswaren worden vermeden.
Kruiden en voedingssupplementen
Uiteraard blijft de hierboven beschreven gezonde en gevarieerde voeding een pijler in de aanpak van het metabool syndroom. Maar goed gekozen voedingssupplementen kunnen de evolutie nog sneller in de goede richting sturen. Te overwegen zijn:
- Kruiden die de insulineresistentie verminderen zoals droogextract van kaneel (cinnamomum verum), banaba (lagerstroemia speciosa) en bittermeloen (momoridica charantia)
- Kruiden die door het binden van de koolhydraten het oplopen van de bloedsuikerspiegel vertragen: vooral psylliumvezels of vlozaad (plantago afra) kunnen daarvoor zorgen, maar ook vezels van fenegriek (trigonella foenum graecum), en de gommen van guar (cyamopsis tetragonolubus) en karaya (sterculia urens) kunnen daarvoor ingezet worden (in ten nemen bij de maaltijden). Bovendien zorgen deze vezels of gommen voor een verlaging van de triglyceriden- en LDL-cholesterol zonder het gunstig HDL-cholesterol te beïnvloeden. En verder verlaagt een hoge vezelinname de kans op diabetes type 2 en andere ziekten die geassocieerd zijn met insulineresistentie. Tenslotte verminderen deze vezels ook de behoefte aan zoetigheid en de eetlust.
- Vitaminen en mineralen die de insulineresistentie verminderen zoals: chroom, zink, magnesium, vanadium, kalium, vitamine B3 en B6, vitamine E
- Antioxidanten als selenium, vitamines A,E en C, alfa-liponzuur… om de negatieve antioxidantenstatus bij metabool syndroom te helpen opvangen.
- Co-enzyme Q10: verbetert de energiestofwisseling, is en krachtig antioxidant, is gunstig voor de bloeddruk en de bloedglucoseregeling, verbetert de insulinegevoeligheid, helpt bij het verlagen van de insuline- en triglyceridenspiegel en bij het verhogen van de HDL-cholesterolspiegel.
- Een goede visolie als bron van de omega-3 vetzuren EPA en DHA: gaat atherosclerose tegen (mede door verlagen van te hoge triglyceriden en verbeteren van HDL/LDL-verhouding), helpt de bloeddruk verlagen en remt ontstekingsprocessen. Vooral in combinatie met meer beweging verbeteren omega-3-vetzuren de insulineresistentie.
- Vitamine D: is essentieel voor een adequate insulineproductie door de pancreas. Een vitamine D-tekort draagt bij aan het ontstaan van insulineresistentie, hypertensie, diabetes type 2 en ishemische hartziekten. Extra vitamine D heeft ook een gunstig invloed op de bloeddruk als er geen vitamine D-tekort is.
Zorg voor ontspanning
Het verminderen van stress zal vooral via de bijnierschorshormonen (cortisol, adrenaline, noradrenaline) helpen bij het verminderen van de insulineresistentie en bij het verlagen van de insulinespiegel.
Hypertensie aanpakken
Wie de bovenstaande aanbevelingen volgt, zal normaal gezien zijn bloeddruk zien dalen. Verder natuurlijke maatregelen bij hypertensie bespraken we eerder.
Dyslipemie aanpakken
Wie de bovenstaande aanbevelingen volgt en de passende voedingssupplementen gebruikt, zal normaal gezien zijn triglyceridengehalte zeker zien dalen en HDL-cholesterol zien stijgen.
Enkele bronnen
Wat is het metabool syndroom
Symptomen en risicofactoren van het metabool syndroom
Het metabool syndroom behandelen