Carnosine: eiwit belangrijk voor de spieren & het brein
Gepubliceerd op 12 mei 2021 - Laatst bijgewerkt op 01 juli 2021
Laatst bijgewerkt op 1 juli 2021
Carnosine – ook wel L-carnosine genoemd – komt van nature voor in ons spierweefsel. De rest halen we uit onze voeding. Dit aminozuur is overigens bij meer processen in het lichaam betrokken, zolang er maar spierweefsel te vinden is. En aangezien we in ons hele lichaam spieren tegenkomen, werkt carnosine in ons hele lichaam.
Wat is carnosine?
Carnosine is een zogeheten dipeptide (eiwit) dat door het lichaam wordt aangemaakt uit de aminozuren alanine en histidine. Carnosine wordt aangemaakt in ons spierweefsel. Het is niet voor niets verantwoordelijk voor gezonde, sterke spieren.
Carnosine vind je niet alleen in spierweefsels, het is ook te vinden in zenuwweefsels (bijvoorbeeld rondom je ogen) en in de hersenen. Voor al deze weefsels is L-carnosine zeer belangrijk voor de afvoer van gifstoffen, zoals ontstaat bij spierverzuring.
Verzuring in de hersenen kan ook voorkomen. Zo worden bepaalde zuren in de hersenen in verband gebracht met het ontwikkelen van Alzheimer. Carnosine kan helpen om deze zuren af te breken en af te voeren, waardoor spieren zich herstellen. Dat geldt ook voor je hersenen.
Carnosine wordt wel eens verward met carnitine. Carnitine komt ook voor in het lichaam en in spierweefsel en kent dezelfde voedingsbron. Het is echter een aminozout en heeft een andere werking dan carnosine.
Ontdekking van L-carnosine
Voor de ontdekking van carnosine moeten we terug naar het begin van de 20ste eeuw. Aan het begin van de jaren 1900 slaagde de Russische onderzoeker en chemicus Vladimir Gulevich er als eerste wetenschapper in om carnosine en carnitine te isoleren. Hij haalde deze bouwstoffen als zogeheten kristallijne stof uit een vleesextract. Hij en zijn team gaven deze kristallijne stof de naam carnosine.
Na de ontdekking van deze bouwstof van de spieren, werd er veel onderzoek gedaan naar het nut ervan. Gulevich en vele andere Russische wetenschappers na hem ontdekten allerlei biologische effecten die carnosine heeft op het lichaam. Zo ontdekten ze onder meer dat carnosine meer energie geeft en een beter uithoudingsvermogen stimuleert. Daarom werden Russische atleten al snel voorzien van carnosine supplementen.
Naargelang de jaren verstreken, beschreven de wetenschappers steeds meer medische toepassingen voor onder meer spieren, zenuwweefsel en hersenen waarbij carnosine een belangrijk rol kan spelen. Het duurde echter tot de laatste paar decennia voordat de eigenschappen tegen veroudering van onder meer de huid – die carnosine in zich kan dragen – aan het licht kwamen.
Carnosine werd vooral door Russische en Japanse wetenschappers onderzocht. De laatste jaren wordt carnosine steeds meer bekeken door Britse en Australische onderzoekers. Er is nog veel te ontdekken als het om L-carnosine gaat.
De werking van carnosine
Carnosine is een eiwit dat gemakkelijk oplost in water. Het komt voornamelijk voor in je spierweefsel, je hartspier en bepaalde delen van je brein. Dit zijn allemaal verschillende weefsels. Er zijn aanwijzingen vanuit de wetenschap dat carnosine in elk weefsel een andere rol speelt. Vooral de rol die carnosine in je spieren en in je brein speelt is wetenschappelijk uitgebreid onderzocht.[1]
Carnosine bindt suikers, zoals glucose en fructose, aan zich. Daardoor helpt het eiwit om je bloedsuikerspiegel normaal te houden. Suikers kunnen zich aan veel verschillende eiwitten binden, maar bij de meeste eiwitten roept dit een ontstekingsreactie op in je lichaam. Carnosine bindt de suikers aan zich zonder deze ontstekingsreactie op te roepen.
Daarnaast is carnosine ook een antioxidant. Het vermindert de schade van de oxidatieve stress die vetten en suikers veroorzaken bij het metabool syndroom en diabetes. In studies bij dieren verminderde de oxidatieve stress in het brein en het bloed door het toedienen van hoge doses carnosine.[2]
1. De functie van carnosine in je spieren
Als je spieren aan het werk gaan, komen er veel verschillende stoffen vrij. Hierdoor verandert de pH-waarde (zuurtegraad) in de ruimte tussen je cellen (de intercellulaire ruimte). Carnosine werkt als een buffer om de pH-waarde optimaal te houden. Zo kunnen je spieren langer hun werk blijven doen. Dit is vooral van belang als je spieren energie verbruiken met weinig of geen zuurstof (anaerobe verbranding).
Onderzoek op de spiercellen van muizen en konijnen geeft aanwijzingen dat carnosine een rol speelt bij het aan- en ontspannen van je spieren. De aanspanning van een spier is een ingewikkeld proces. Het stofje calcium speelt hierbij een belangrijke rol. Carnosine helpt je spieren bij de opname en afgifte van het calcium.
Er zijn nog enkelen andere mogelijke functies van carnosine in je spiercellen. Deze zijn echter minder goed onderzocht.[3]
2. De functie van carnosine in je brein
Carnosine komt in je brein voornamelijk voor in het hersengebied waar je reukwaarneming (olfactorische cortex) zit.[4] Er is echter een variant op carnosine, genaamd homocarnosine, die overal in het brein zit.[5] Over de precieze rol van carnosine in je brein is nog weinig bekend. Er zijn aanwijzingen dat het een rol speelt in de stofwisseling van je brein, die gelijk is aan de rol van carnosine in je spieren. Daarnaast heeft het mogelijk een antioxidatieve werking.[6]
De meeste onderzoeken gaan over de gunstige invloed die carnosine mogelijk kan hebben bij het voorkomen en wellicht genezen van Alzheimer. De onderzoeken hiernaar laten hoopvolle uitkomsten zien. Een bepalende factor bij het ontwikkelen van Alzheimer is de ophoping van het stofje bèta-amyloïd in het hersenweefsel. Dit stofje geeft celschade in de hersenen.
Bij verschillende in vitro-experimenten kwam naar voren dat carnosine in staat zou kunnen zijn om deze celschade gedeeltelijk terug te dringen. Sommige experimenten lieten zelfs zien dat het helemaal werd teruggedrongen. Er wordt veel onderzoek gedaan naar deze combinatie, omdat hersenaandoeningen moeilijk te behandelen zijn.[7]
Carnosine en andere antioxidanten
Carnosine werkt overigens ook goed met andere antioxidanten, zoals vitamine C. Samen met zink kan carnosine ook een gunstige invloed hebben op wondgenezing en huidverzorging, omdat het de collageenverbindingen versterkt. Die collageenverbindingen en huidverjongende eigenschappen worden ook aan co-enzym Q10 en vitamine E toegeschreven. Carnosine en vitamine E werken samen tot diep in de celmembranen, waar ze samen de huidcellen sterk en gezond proberen te houden.
Ook worden zink en carnosine wel eens gebruikt ter ondersteuning van de maag en darmen, en om maagzweren te helpen genezen. De laatste jaren zijn er nog meer voordelen gevonden waarom zink en carnosine goed samenwerken. Zo kunnen ze beide de hersenen beschermen tegen overprikkeling en oxidatie. Wat goed is bij bijvoorbeeld autisme, Alzheimer en ADHD.
Waarschijnlijk speelt carnosine ook een belangrijke rol als het gaat om reukvermogen. Een tekort aan zink kan een verminderd reukvermogen opleveren. Carnosine en zink helpen dit te verbeteren. De samen- en wisselwerking tussen zink en carnosine hebben dus zo hun voordelen.
Carnosine beïnvloedt de bloeddruk
Carnosine heeft volgens verschillende onderzoeken een bloeddrukverlagende werking. Gebruik je medicijnen die de bloeddruk verlagen of heb je al een lage bloeddruk, dan is het verstandig om voorzichtig om te gaan met een carnosine supplement.[8][9]
Overleg dan eerst met een arts of het verstandig is carnosine in de vorm van een supplement te gebruiken. En natuurlijk wat de dosering dan zou kunnen zijn.
Bronnen
↑1, ↑3, ↑4 | 1 oktober 2013, Physiology and Pathophysiology of Carnosine |
---|---|
↑2 | 2004, Carnosine |
↑5 | 2021, Homocarnosine |
↑6 | juni 2019, The Potential of Carnosine in Brain-Related Disorders: A Comprehensive Review of Current Evidence |
↑7 | 28 mei 2019, The Potential of Carnosine in Brain-Related Disorders: A Comprehensive Review of Current Evidence |
↑8 | 17 september 2019, Carnosine: Health Benefits, Uses, Side Effects, Dosage & Interactions |
↑9 | oktober 2013, Physiology and Pathophysiology of Carnosine |