Glucose in urine en glucose in het bloed
Gepubliceerd op 28 juni 2016 - Laatst bijgewerkt op 24 juni 2020
Laatst bijgewerkt op 24 juni 2020
De glucose die we dagelijks opnemen in ons lichaam is hoofdzakelijk afkomstig van de suikers en koolhydraten uit onze voeding. Het is een heel eenvoudige suiker of monosaccharide die het lichaam haalt uit eiwitten, vetten en koolhydraten.
Glucose wordt nadat het vrijgemaakt werd, langs de bloedbaan getransporteerd. Vervolgens wordt deze ter hoogte van de celmembraan afgegeven en gebruikt als energiebron. Onze lichaamscellen kunnen deze glucose enkel gebruiken als energiebron wanneer er ook een tussenkomst is van het insulinehormoon. Deze insuline wordt aangemaakt in ons lichaam, namelijk in de pancreas en dit naargelang het glucoseniveau in het bloed.
Opname van glucose in het bloed
Zuivere glucose en aanverwante suikers worden direct opgenomen in het bloed maar enkel glucose zal daarbij een stijging geven van het bloedsuikergehalte, omdat enkel glucose (niet bijvoorbeeld fructose) gemeten wordt. Insuline is dan noodzakelijk om deze suikers te kunnen opslaan en te gebruiken.
De rol van insuline bestaat er in dat het de celwand toegankelijk maakt voor suikeropname. Glucose kan op verschillende manieren worden opgeslagen. In de spieren en de lever gebeurt de opslag in de vorm van glycogeen. De lever is, door een bepaald mechanisme, ook in staat om glucose uit aminozuren te halen wanneer er te weinig aanvoer is via de voeding.
Het regelen van de glucose niveaus in het bloed.
De bloedsuiker wordt geregeld door allerlei hormonen en de productie van insuline in de pancreas. Insuline hebben we immers nodig om de bloedglucose te kunnen opnemen in de lichaamscellen. Werkt het mechanisme niet of onvoldoende dan kan de hoeveelheid suiker in het bloed drastisch toenemen en de ontstaan van een Hyperglycemie of hoge bloedsuiker bevorderen.
Wordt er meer insuline aangemaakt dan dat er glucose aanwezig is, dan kan dit leiden tot een te laag bloedsuikergehalte wat we een Hypoglycemie noemen. Beide vormen zijn extremen en kunnen leiden tot gevaarlijke toestanden. Het is daarom belangrijk om tijdig problemen op te sporen en te behandelen.
Glucose in de urine
Urineren is de meest eenvoudige manier om overtollige producten uit het lichaam te verwijderen. In normale omstandigheden wordt een teveel aan suikers of glucose meestal als vet opgestapeld in het lichaam als reserve voor later.
Vinden we glucose in de urine, dan kan dit enkel wanneer er fouten zijn in het systeem van de suikerregulatie. Meestal is er slechts een zeer lage dosis of helemaal geen glucose in de urine te vinden. De oorzaak kan een nierinfectie, een nevenwerking van bepaalde medicijnen of een beginnende suikerziekte of diabetes zijn. Enkel bij diabetes zullen deze glucose niveaus in de urine vrij hoog zijn.
Het opsporen van glucose in de urine
Vaststellen of er glucose in de urine aanwezig is, kan men tegenwoordig erg eenvoudig testen door middel van een stickje dat men even in de urine onderdompelt. Deze stick zal een bepaalde verkleuring geven wanneer deze reageert op de glucose die erin zit. Is diabetes de oorzaak van het probleem dan kunnen er ook symptomen aanwezig zijn die hierop duiden zoals: vermoeidheid, een onverklaarbaar gewichtsverlies, overmatige dorst of honger, agitatie, een slechte wondgenezing en veelvuldig urineren.