Darmbacteriën kunnen de stemming beïnvloeden en depressie voorkomen
Gepubliceerd op 07 februari 2019 - Laatst bijgewerkt op 12 februari 2019
Laatst bijgewerkt op 12 februari 2019
Van alle manieren waarop darmbacteriën de gezondheid kunnen beïnvloeden, is de mogelijke invloed op de hersenen het meest opmerkelijk.
Link tussen darmen en hersenen
Uit nieuw onderzoek blijkt dat verschillende soorten darmbacteriën ontbreken bij mensen met een depressie. De onderzoekers kunnen niet zeggen of de afwezigheid een oorzakelijk verband heeft, maar ze hebben aangetoond dat darmbacteriën stoffen kunnen aanmaken die de werking van de zenuwcellen beïnvloeden – en zo mogelijks ook de gemoedstoestand.
John Cryan, neurowetenschapper en verdediger van de link tussen het microbioom en de hersenen, stelt dat deze nieuwe studie een stap is in de juiste richting om aan te tonen dat bacteriën je stemming kunnen beïnvloeden. Onderzoek begon ooit met dierproeven of bij kleine groepen van mensen met depressie, maar leeft verder nu op grotere schaal.
Nieuw onderzoek naar het microbioom
Verschillende studies bij muizen hebben eerder aangetoond dat darmmicroben het gedrag kunnen beïnvloeden, en kleine studies bij mensen toonden eveneens aan dat het microbiële repertoire verandert bij depressie. Jeroen Raes, microbioloog aan de KU Leuven, ging aan de slag met een grotere populatie. 1054 Belgen werden onderzocht om na te gaan wat een normaal microbioom inhoudt.
173 proefpersonen waren gediagnosticeerd met een depressie of getuigden van een slechte levenskwaliteit. Het team vergeleek hun microbiomen met die van de andere deelnemers. Hieruit blijkt dat twee soorten microben, nameljik Coprococcus en Dialister, ontbraken in de microbiomen van de depressieve proefpersonen, terwijl dat deze aanwezig waren bij mensen met een goede levenskwaliteit.
De bevinding hield stand toen de onderzoekers factoren als leeftijd, geslacht en het gebruik van antidepressiva controleerden. Ze vonden ook dat bij de depressieve groep een toename van bacteriën gerelateerd aan de ziekte van Crohn plaatsvond, wat suggereert dat een ontsteking aan de basis ligt van depressies.
Microbiomale resultaten in de ene populatie zijn vaak niet vergelijkbaar met resultaten in andere populaties. Toen het team echter naar gegevens van een andere groep keek – 1064 Nederlanders wier microbiomen ook waren bemonsterd – ontdekten ze dat dezelfde twee soorten bacteriën ontbraken bij mensen met depressie, en er was ook een tekort bij 7 mensen die leden aan een ernstige klinische depressie. De gegevens bewijzen geen oorzakelijkheid, erkent Raes, maar ze zijn “een onafhankelijke observatie ondersteund door drie groepen mensen.”
Om microben in verband te brengen met gemoedstoestand, hebben Raes en zijn collega’s een lijst samengesteld van 56 stoffen die belangrijk zijn voor een goede werking van het zenuwstelsel dat de darmmicroben ofwel produceren ofwel afbreken.
Ze vonden bijvoorbeeld dat Coprococcus een zenuwbaan lijkt te hebben die gerelateerd is aan dopamine, een hersensignaal betrokken bij depressie, hoewel ze geen bewijs hebben hoe dit precies kan beschermen tegen depressie. Dezelfde microbe maakt ook een ontstekingsremmende substantie, butyraat genoemd, aan en verhoogt de kans op ontstekingen gerelateerd aan depressie.
Toekomstig onderzoek
Het koppelen van de afwezigheid van de bacteriën aan depressie “is fysiologisch logisch”, zegt Sara Campbell, fysioloog. Toch weet niemand hoe microbiële stoffen in de darmen de hersenen kunnen beïnvloeden. Een mogelijk kanaal is de nervus vagus, die de darm en hersenen met elkaar verbindt.
Een connectie tussen het microbioom en de hersenen kan leiden tot nieuwe therapieën. Inderdaad, sommige artsen en bedrijven zijn al bezig met het uittesten van probiotica tegen depressie, hoewel deze de ontbrekende darmmicroben uit de nieuwe studie niet bevatten. Klinisch neurowetenschapper André Schmidt van de Universiteit van Basel is een onderzoek begonnen waarin zijn team de geestelijke gezondheid en microbiota van 40 depressieve mensen beoordeelt voor en na de ontvangst van één fecale transplantatie.
Hij en andere voorvechters zijn het erover eens dat het onderschrijven van een depressie-microbioomverbinding nog veel meer studies zal vereisen. Toch noemt Sven Pettersson, experimenteel bioloog, die als een van de eersten een dergelijke link suggereerde, de nieuwe bevindingen “een massaal signaal aan de klinische gemeenschap om microbiële profilering te overwegen bij psychiatrische patiënten.”[1]
Bronnen
↑1 | 4 februari 2019, Evidence mounts that gut bacteria can influence mood, prevent depression |
---|