Verzadigingsgevoel: beperk de calorieën
Gepubliceerd op 09 augustus 2016 - Laatst bijgewerkt op 24 juni 2020
Laatst bijgewerkt op 24 juni 2020
Wij hebben vele eeuwen hongersnood gehad in alle werelddelen. Van daaruit hebben we een reflex ontwikkeld om ons goed vol te stouwen als we daartoe de kans krijgen.
Maar we hebben een probleem: alle voedsel is nu – althans bij ons – constant en overvloedig aanwezig. Dus hebben we dagelijks de kans om ons verzadigingsgevoel te bevredigen. En dat was niet de bedoeling.
We eten te veel
Een vol gevoel hebben we pas als we meer binnen hebben dan we op dit ogenblik kunnen verwerken…dus: te veel! Als dit dagelijks gebeurt is het een permanente druk op ons verteringssysteem.
Talrijke studies tonen nochtans aan dat een organisme dat onder zijn verzadigingspeil gevoed is, veel beter en duurzamer functioneert. Het is ook elementaire logica: alles wat je eet moet je ook verteren en verbranden of stapelen, hoe meer er binnenkomt hoe meer energieverbruik en hoe meer verbrandingsprocessen.
Eten wordt verbrand
Verbranding betekent oxidatie, betekent verbinden met zuurstof en daarbij is er in ieder geval neiging tot schade door vrije radicaalvorming. Deze ontstaan omdat zuurstof altijd elektronen afpakt van andere stoffen die daardoor onstabiel worden of hun functie verliezen.
Een derde van de energie die we uit voedsel halen wordt gebruikt om dat voedsel ook verteerd te krijgen. Eten geeft energie, ja, maar maakt ook eerst loom en moe. Voor mensen die er behoefte aan hebben, of de (meestal slechte) gewoonte creëerden om meerdere keren per dag te eten geldt deze regel dus nog veel meer: blijf telkens duidelijk onder je verzadigingsgevoel.
Caloriebeperking is belangrijk
Caloriebeperking is nog altijd de meest efficiënte manier om het leven te verlengen. Allerlei uitgebreide studies en experimenten sinds de jaren 1930 hebben telkens opnieuw aangetoond, bij alle ongewervelde en gewervelde levende wezens, dat minder calorieën meer leven betekent.
In 1981 werd een groots opgezette studie gestart met apen. Nadeel: apen hebben een gemiddelde levensverwachting van 25-40 jaar; dus heb je 2 generaties onderzoekers nodig vooraleer definitieve besluiten kunnen getrokken worden. Voordeel: apen hebben grotendeels dezelfde genetische structuur als mensen.
Dus wat voor apen geldt zal hoogstwaarschijnlijk ook voor mensen gelden. Daarbij experimenteert men met twee groepen: de ene groep krijgen een normaal dagelijks rantsoen, de anderen slechts tweederde. En zie: na 27 jaar: minder calorieën, meer leven.
De normaal gevoede apen tonen al de klassieke te verwachten ouderdomsziekten, vooral diabetes en hart- en vaatziekten, terwijl de anderen nog kwik en gezond in hun kooi rondspringen. Definitieve conclusies zijn er nog niet, de tendens is in ieder geval al zeer duidelijk.