Wat is de historie van antioxidanten en maken zij het verschil of niet?
Gepubliceerd op 27 mei 2017 - Laatst bijgewerkt op 24 juni 2020
Laatst bijgewerkt op 24 juni 2020
Het is niet meer een kwestie van indien we antioxidanten nemen maar een kwestie waarom wij ze nemen. De waarde van natuurlijke antioxidanten is reeds voldoende aangetoond
Het is wereldwijd wetenschappelijke overeenstemming dat het eten van een hoeveelheid vruchten en groenten, rijk aan natuurlijke antioxidanten, ziekten zoals kanker en cardiovasculaire ziekten helpen voorkomen
Wat is precies een oxidant of een vrije radicaal?
Dat zuurstof in principe toxisch is voor de mens was al lang bekend, maar pas in 1954 wist men dat de meeste schade als gevolg van zuurstof moet worden toegeschreven aan de vorming van vrije radicalen.
Zuurstof, maar ook andere stoffen, kunnen onder bepaalde omstandigheden bindingen aangaan met andere moleculen in de natuur, hetgeen ook plaats vindt in het menselijk lichaam.
Bij deze oxidatieprocessen waarbij een elektron wordt onttrokken aan een ander molecule of atoom, treedt het verschijnsel op dat atomen, groepen van atomen of moleculen met één of meer ongepaarde elektronen kunnen worden gevormd.
Dit betreffen uiterst reactieve moleculaire deeltjes, die de naam ‘vrij radicaal’ dragen. De toevoeging ‘vrij’ stamt uit de begintijd van de ontdekking van deze deeltjes, toen men meende dat radicalen in gebonden en in vrije vormen voorkwamen.
Toen later bleek, dat alle radicalen in vrije vorm voorkomen, is toch het begrip ‘vrij radicaal’ gaan overheersen en een synoniem geworden voor ‘radicaal’. Zo’n vrij radicaal verkeert in een instabiele situatie en het heeft voor evenwicht een partnerelektron nodig.
De toestand van energetische onbalans is een toestand die in de natuur niet kan bestaan. In de natuur is slechts plaats voor evenwicht en alle materie zoekt naar dit evenwicht. Als gevolg van deze natuurwet zoekt ook een vrij radicaal naar stabiliteit en brengt deze tot stand door een partnerelektron te halen uit het dichtstbijzijnde molecule dat een elektron kan afstaan. Door deze partnerelektron aan zich te binden, ontstaat dus weer een evenwichtssituatie in de oorspronkelijke molecule.
Maar helaas, daarmee is de situatie niet opgelost. Door het onttrekken van een elektron aan een ander biomolecule is nu die andere molecule in onbalans. Ook deze molecule gaat nu op zoek naar een stabiliserend ander elektron, enzovoort.
Er is dan sprake van een kettingreactie van vrije radicalenacties welke zich bijvoorbeeld kunnen voordoen in weefsel, rijk aan onverzadigde vetzuren. Steeds wanneer nu een elektron wordt geroofd van een molecule, ontstaat in het weefsel waartoe die biomolecule behoorde, een beschadiging van dat weefsel.
Weliswaar beschikt elke cel over mogelijkheden om die beschadigingen te repareren, maar in een situatie van vrijwel voortdurende radicaalbelasting zal uiteindelijk de belasting groter zijn dan het herstelvermogen, en is degeneratie en veroudering het gevolg.
Het leven op zich is een verbrandingsproces, een oxidatieproces. De meeste zuurstof die door hogere aërobe organismen wordt geconsumeerd, wordt omgezet in water. Echter, deze gecontroleerde oxidatieprocessen kenmerken zich tevens door onvolmaaktheden. Er treedt voortdurend lekkage op van elektronen en hierdoor ontstaan vrije radicalen.
Zuurstof is essentieel voor het leven, maar diezelfde zuurstof leidt tot de productie van vrije radicalen die ziekte en verouderingsprocessen tot stand brengen.
Menselijk leven is dus afhankelijk van de balans tussen twee mogelijke processen van zuurstof: enerzijds de gewenste biologisch noodzakelijke oxidatie en anderzijds de ongewenste, al of niet vermijdbare, oxidatie.
Indien de tweede procesgang naar verhouding teveel in werking treedt, zijn er enorme problemen
Zuurstofradicalen, en metabolieten of afgeleiden daarvan, ontstaan dus vrijwel onvermijdelijk in de ademhalingsprocessen van elke cel, maar worden ook in andere biomoleculaire processen tot stand gebracht, met name indien in een organisme pathologische condities heersen.
Zo worden veel radicalen gevormd tijdens fagocytose (actie van een afweercel) en bij ontgiftingsprocessen (MFO-systeem). Ze kunnen daar nodig zijn.
Maar ook kunnen radicalen worden gevormd als bijproducten van enzymatische omzettingen. Al deze radicalen remmen biochemische functies en beschadigen de weefselstructuren.
En zo blijkt leven op zich gepaard te gaan met veroudering en dood, waardoor mutaties mogelijk worden en evolutie zich kan ontwikkelen.
Maar de evolutie is gebaseerd op een normale snelheid van individuele veroudering, op een ‘normale’ dood. Geen voortijdige dood door kanker, geen voortijdige dood door falende immuniteit, maar een dood door beëindiging van een vitale functie na een gezond, zinvol leven van psychische en fysieke arbeid.
Omdat de werkingsduur van de meeste vrije radicalen zo ontzettend kort is (gemiddeld circa 1010 seconde), was onderzoek erg moeilijk en heeft het tientallen jaren geduurd voordat men de legpuzzel verder in elkaar kon zetten. Een legpuzzel overigens, die nog steeds niet helemaal compleet is.