4 fytonutriënten die je gezondheid boosten
Gepubliceerd op 24 september 2020 - Laatst bijgewerkt op 24 november 2020
Laatst bijgewerkt op 24 november 2020
Koffie is regelmatig in het nieuws vanwege de mogelijke voordelen en nadelen voor de gezondheid. Uit onderzoek bleek dat het drinken van een paar koppen koffie per dag gepaard ging met een lager risico op overlijden door welke oorzaak dan ook.
Koffiedrinkers hadden een lager risico op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten, type 2 diabetes, leverziekte, depressie, de ziekte van Alzheimer, de ziekte van Parkinson, en kankers van de prostaat, baarmoederhals, lever en huid.[1]
Het onderzoek vond echter ook aanwijzingen voor negatieve effecten in verband met zwangerschap en breukrisico bij oudere vrouwen, zelfs nadat de resultaten waren gecorrigeerd voor onder meer roken.
Sommige van de positieve effecten van koffie zijn toegeschreven aan voedingsbestanddelen die “fytonutriënten” worden genoemd. Maar als je geen koffiedrinker bent, hoef je je geen zorgen te maken, je kunt ook fytonutriënten vinden in andere voedingsmiddelen.
Wat zijn fytonutriënten?
Fytonutriënten, oftewel fytochemicaliën, zijn chemische verbindingen die planten produceren die hen helpen om goed te groeien. Ze kunnen roofdieren afschrikken of helpen bij de bestrijding van ziekteverwekkers.[2]
Onderzoek werpt ook licht op hun potentiële voordelen voor de menselijke gezondheid. Wanneer we voedsel en dranken die rijk zijn aan fytonutriënten verteren en absorberen, worden deze verbindingen actief in de biochemische paden van ons lichaam die onze gezondheid beïnvloeden.
Wetenschappers hebben duizenden fytonutriënten in planten geïdentificeerd, waaronder noten, bonen, zaden, groenten, fruit en granen.[3]
Vier nuttige fytonutriënten
Twee van de fytonutriënten in koffiebonen zijn cafeïnezuur en chlorogeenzuur. Je vindt ze ook in verschillende soorten fruit, groenten, kruiden en specerijen.
Cafeïnezuur en chlorogeenzuur
(1) Cafeïnezuur komt voor in dadels, pruimen, olijven, aardappelen, zonnebloempitten, kaneel, komijn, nootmuskaat, gember, steranijs, groene munt, karwij, tijm, oregano, salie en rozemarijn.
(2) Chlorogeenzuur komt voor in pruimen, bosbessen, appels, peren, perziken, artisjokken, aardappelen, zonnebloempitten, spearmint, salie en oregano.
Het meeste onderzoek naar cafeïnezuur en chlorogeenzuur is in laboratoriumstudies gedaan, zodat de resultaten niet direct op mensen kunnen worden toegepast. Maar laboratoriumstudies suggereren dat deze verbindingen inwerken op signaalwegen die bijdragen aan de ontwikkeling van chronische ziekten, waaronder kanker.
Ze kunnen de ontwikkeling van kanker voorkomen door het neutraliseren van vrije radicalen die de celwanden beschadigen, en door het omzetten van potentiële kankerverwekkende stoffen in minder giftige stoffen.
Verder werd in studies bij muizen de stijging van de bloedsuikerspiegel na het eten onderdrukt door cafeïnezuur en chlorogeenzuur. Deze resultaten suggereren een mechanisme voor het verlagen van het risico op het ontwikkelen van type 2 diabetes, hoewel we onderzoek nodig hebben dat verder gaat dan laboratoriumstudies.
Andere fytonutriënten met vergelijkbare ontstekingsremmende en beschermende eigenschappen zijn quercetine en glucosinolaat.
Quercetine en glucosinolaat
(3) Quercetine-verbindingen geven aan bloemen, groenten en fruit een deel van hun kleur. Quercetine helpt planten zich aan te passen aan de lokale groeiomstandigheden en reguleert de hormonen die hun groei en ontwikkeling beïnvloeden.
Bronnen van quercetine zijn asperges, zwarte olijven, cacao, veenbessen, boekweit, pruimen, pruimen, appels, rode en bruine uien, sjalotten, bramen, frambozen, aardbeien, broccoli, rode sla, rode wijn, groene bonen, courgette, oregano, marjolein, kruidnagel en kappertjes.
Hoewel de meeste onderzoeken naar quercetine zijn uitgevoerd in cellen of dieren, en niet in mensen, laten ze zien dat quercetine ontstekingsremmende, antioxiderende en kankerbestrijdende effecten heeft. Quercetine verandert de manier waarop kankercellen zich ontwikkelen, groeien en zich verspreiden en helpt de kankercellen te doden. Daarom is meer onderzoek naar quercetine als potentieel therapeutisch middel tegen kanker gerechtvaardigd.
Quercetine-supplementen zijn bij mensen getest op hun effecten op de bloeddruk. In een overzicht van zeven gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken werd zowel de systolische als de diastolische bloeddruk significant verlaagd bij patiënten die quercetine innamen.
(4) Glucosinolaten geven bepaalde planten hun prikkelende smaak. Je vindt ze in broccoli, kool, spruitjes, bloemkool, daikonradijs, boerenkool, wasabi, bok choi, raket, mierikswortel, raap, waterkers en mosterdgroenten.
De voedselverwerking beïnvloedt het glucosinolaatgehalte, waarbij het stomen meer conserveert dan het koken of blancheren.
De bio-activiteit van glucosinolaat is waarschijnlijk geëvolueerd als onderdeel van het afweersysteem van de planten tegen ziekten en insectenplagen. Laboratoriumstudies in cellen, muizen en ratten hebben aangetoond dat glucosinolaten een antimicrobiële activiteit uitoefenen, evenals een antikankerwerking hebben doordat ze potentiële kankerverwekkers deactiveren.
We hebben meer onderzoek nodig om te evalueren of glucosinolaten kunnen worden gebruikt om de effectiviteit van de huidige kankertherapieën te vergroten.[4]
Bronnen
↑1 | 22 november 2017, Coffee consumption and health: umbrella review of meta-analyses of multiple health outcomes |
---|---|
↑2 | 25 mei 2019, Phytonutrients |
↑3 | 9 september 2015, Polyphenols: From Plants to a Variety of Food and Nonfood Uses |
↑4 | 22 september, Phytonutrients can boost your health. Here are 4 and where to find them (including in your next cup of coffee) |