Cannabis kan effectief zijn bij pijnvermindering en slapeloosheid
Gepubliceerd op 02 juli 2019 - Laatst bijgewerkt op 21 oktober 2021
Laatst bijgewerkt op 21 oktober 2021
Een nieuwe studie toont aan hoe cannabis een effectieve behandelingsoptie kan zijn voor zowel pijnverlichting als slapeloosheid. Cannabis is dus een goed alternatief als je wil afstappen van klassieke medicatie op voorschrift.
Opzet van het onderzoek
Het onderzoek, gepubliceerd in het Journal of Psychoactive Drugs, volgde 1000 mensen die gelegaliseerde marihuana gebruikten. De wetenschappers gebruikten daarvoor de gegevens van mensen die cannabis kochten in twee winkels in Colorado (VS) waar het legaal is voor zowel medisch als recreatief gebruik.
Cannabisgebruik bij pijn
Van de 65% mensen die cannabis gebruikten voor pijn, zei 80% ervan dat cannabis hen echt hielp. Dit zorgde ervoor dat 82% van deze mensen minder medicijnen moest innemen om de pijn te bestrijden. 88% kon zelfs helemaal stoppen met het innemen van traditionele verdovende pijnstillers.
Deze bevinding insinueert dus dat de toegang tot medicinale cannabis verhogen het gebruik van voorgeschreven pijnstillers kan verminderen. Meer mensen zouden hun pijn kunnen beheersen en behandelen zonder te vertrouwen op opioïde voorgeschreven medicijnen die gevaarlijke bijwerkingen hebben.
Cannabisgebruik bij slaapproblemen
74% van de 1.000 geïnterviewden kocht regelmatig cannabis om beter te slapen. 84% zei dat marihuana daarbij hielp en 83% zei dat ze sindsdien minder of geen slaapmiddelen meer innam. Cannabis kan op deze manier dus nuttig zijn voor patiënten met chronische pijn die slaapproblemen ervaren.
Conclusie
Dit onderzoek werd enkel gevoerd bij mensen die echt bereid waren om deel te nemen. De resultaten zullen dus geen weerspiegeling zijn van de totale populatie cannabisgebruikers.
Verder weten zorgverleners tot op heden niet goed welke cannabisproducten werken en welke niet. Totdat er meer onderzoek is gevoerd naar welke cannabisproducten voor welke symptomen werken, zullen patiënten hun eigen “trial and error” experimenten moeten doen.[1]
Bronnen